De leefbaarheid in een gebied wordt vooral bepaald door de kwaliteit van wonen, werken en sociale structuren en de evenwichtige samenhang daartussen.

Onder meer als gevolg van een teruglopende agrarische sector, vergrijzing, afnemende inwoneraantallen en een voorzieningniveau dat onder druk staat, is gerichte aandacht voor de leefbaarheid in het buitengebied speerpunt in de Visie van WCL.

Wonen, en met name uitbreiding van woonmogelijkheden in het buitengebied, is als gevolg van de Nederlandse ruimtelijkeordeningspraktijk beperkt mogelijk. Een belangrijke overweging daarbij is dat verdere ‘verstening’ van buitengebieden zoveel mogelijk moet worden tegengegaan. Toch is de laatste jaren sprake van een zekere kentering. Regelgeving wordt flexibeler en men weet met bestaande regelgeving creatiever om te gaan, mede door de steeds duidelijker uitgesproken behoefte vanuit de gemeenschappen uit de buitengebieden zelf. Die vinden dat er meer mogelijkheden moeten komen voor starters op de woningmarkt zodat jongeren uit de buurtschappen daar kunnen blijven wonen als die dat wensen. Boerderijsplitsing is een van de voorbeelden waarmee extra woningen worden gerealiseerd, zonder dat de ‘verstening’ toeneemt. Dit zijn goede ontwikkelingen die blijvend moeten worden gestimuleerd. Daarnaast dienen echter de mogelijkheden van inbreiding, én uitbreiding, maximaal te worden benut om de wooncapaciteit in de buurtschappen te vergroten.

De gemeente heeft aangegeven bij de herziening van het bestemmingsplan buitengebied te kiezen voor een meer flexibele systematiek. Daarmee moet het honoreren van goede initiatieven in een aantal gevallen gemakkelijker mogelijk worden. Zaak is om deze nieuwe kansen goed te benutten.

Werken in het buitengebied is van groot belang voor de leefbaarheid. De belangrijkste economische drager van het buitengebied is de landbouw. Dit zal op de lange duur waarschijnlijk zo blijven, de betekenis loopt echter zeker terug. Voor een vitaal platteland is het noodzakelijk nieuwe economische dragers te vinden, passend in het buitengebied. Het inpassen van niet-agrarische bedrijvigheid in vrijkomende agrarische bebouwing (VAB’s) is in dit kader een belangrijke opgave.

De gemeenschappen in het Winterswijkse buitengebied kennen een sterke sociale samenhang. Hier en daar komen deze sociale structuren wel onder druk te staan: minder sterk ‘noaberschop’, teruglopende voorzieningen, etcetera. Voor met name de groep ouderen is dit geen goede ontwikkeling. Zij kunnen minder een beroep doen op kinderen en zijn voor zorg en dienstverlening steeds meer aangewezen op voorzieningen in de kern van Winterswijk. Eerdergenoemde boerderijsplitsing biedt overigens meer mogelijkheden voor ouderen om bij hun kinderen te blijven wonen. Er zal echter meer moeten gebeuren om ook de leefbaarheid voor ouderen in het buitengebied te garanderen. Er zal samen met de gemeente een gericht ouderenbeleid voor de buurtschappen moeten worden ontwikkeld. Het behouden en versterken van een passend voorzieningenniveau is daarbij essentieel.

Tenslotte is ook de verkeersveiligheid een leefbaarheidsaspect dat aandacht vraagt. In de planvorming van de Reconstructie zijn fietspaden langs de Vredenseweg en Wooldseweg opgenomen.